Een beklemmend boek. De hoofdpersoon, op de vlucht voor een doodvonnis elders, blijkt beland in een stad waar je nooit ergens van op aan kunt: gedrag of handelingen die vandaag onschuldig zijn kunnen de burgers morgen op arrestatie te staan komen, en andersom. Het ene moment mag je ergens komen, het volgende is dat streng verboden terrein. Het enige wat zeker is is dat de wetten voortdurend veranderen. Duistere mannen met petten controleren de naleving. Overtreders worden afgevoerd. De mensen worden beziggehouden met werk in fabrieken zonder te weten wat ze eigenlijk fabriceren. De nationale sport is wreed: de atleten springen van grote hoogte op een marmeren vloer; benen breken, schedels worden gekraakt door hun val. De bewoners ondergaan alles lijdelijk want ze hebben geleerd 'zich niet te verzetten tegen het onvermijdelijke'. De buitenstaander Ranède vindt er binnen de kortste keren zijn plaats: hij heeft werk, een vrouw, een huis, maar hij raakt niet echt aangepast. Hij komt in opstand en stelt een daad, hoe zinloos ook. Wanneer hij uit de stad ontkomt wacht hem uiteindelijk de straf waarvoor hij aanvankelijk op de vlucht was.