Effectieve leesbevordering heeft alleen kans van slagen als er sprak eis van intensief en herhaald contact in een sociale omgeving die als belangrijk wordt ervaren. Drie instituties voldoen aan die voorwaarden: het gezin, de openbare bibliotheek en de middelbare schol. Welke gezinsomstandigheden zijn van belang? Wat is de betekenis van het boekenbezit van openbare bibliotheken en wat is de rol van lesprogramma's op middelbare scholen? De betekenis van leesbevordering voor de belangstelling voor lezen, de mate waarin gelezen wordt, de latere culturele participatie van jongeren en het televisie kijken kunnen worden bepaald op basis van empirische gegevens uit de Gezinsenquête Nederlandse Bevolking 1998. Over het algemeen is de aandacht voor leesbevordering in de afgelopen vijftig jaar toegenomen. Veel aandacht voor lezen bij jongeren heeft een positieve invloed op hun latere culturele participatie als volwassene. Ieder van de drie onderzochte instituties speelt daarbij een rol. Als het gaat om leesbevordering blijken openbare bibliotheken het meest effectief. Ouders en school zijn het belangrijkst bij culturele participatie en het kijken naar culturele programma's op televisie. De verschillen tussen de drie onderzochte instituties zijn niet dusdanig dat er één over de hele linie als meest effectief kan worden aangewezen. Ze werken eerder aanvullend dan concurrerend. Zo maken ouders die hun kinderen liefde voor lezen willen bijbrengen dankbaar gebruik van de bibliotheken in Nederland. De bibliotheken zijn op hun beurt weer afhankelijk van scholen die leerlingen aanraden er boeken te lenen en informatie te zoeken. Ouders, bibliotheken en scholen zijn alle onmisbaar bij de bevordering van de culturele competentie van jongeren in Nederland.