In juli 1616 vond in Vlaardingen een rederijkerswedstrijd plaats die door een tijdgenoot omschreven werd als:
Een der memorabelste feesten in Holland, waarop vele pronckeryen en vreugdebetoveringen werden gezien […] een cierlyck en overdeftigh festeyn met schoone optogten van blasoenen en vendels en accoutrementen naar behooren. In langhe was zoodanigh festeyn niet vernoomen. Het werck was loffelijck, het spel schoon om set.
Vijftien kamers uit het gewest Holland namen deel aan dit festival, dat in twaalf categorieën werd beslist. Zeven daarvan hadden betrekking op de materiële bijdragen in woord en beeld: de intrede, het geschilderde kamerblazoen, het blazoengedicht, het zinnespel, het refrein, het lied en het kniedicht.
De teksten werden in 1617 door de Amsterdamse uitgever Kornelis Fransz uitgegeven onder de titel Vlaerdings redenrijck-bergh, met middelen beplant, Die noodigh sijn ’t Gemeen, en voorderlijck het Landt. In de bundel zijn ook gravures opgenomen van de geschilderde blazoenen. Negen van de originele blazoenen bleven bewaard en sieren momenteel de wanden van de hal en de trouwzaal in het stadhuis van Vlaardingen.
Het Dordrechts Museum bezit een anoniem paneel met een voorstelling van de intrede van de Dordtse rederijkers in Vlaardingen. De teksten en beelden van de Vlaardingse wedstrijd maken het mogelijk een representatieve steekproef te nemen uit de literaire, artistieke, politieke en religieuze situatie in Holland ten tijde van het Twaalfjarig Bestand. Op de Hollandse Parnas bevat bijdragen van Yvonne Bleyerveld, Jeroen ter Brugge, Arjan van Dixhoorn, Bart Ramakers, Joke Spaans en Natascha Veldhorst.