De schrijver Rosario Girondo brengt een bezoek aan zijn zoon Montano, eveneens schrijver, die gebukt gaat onder zijn literaire aspiraties. Maar heeft Rosario wel een zoon, of is Montano slechts een imaginaire afsplitsing van de schrijver? Want Girondo lijdt zelf aan de waan van Montano: hij is bezeten van literatuur. Terwijl hij zijn eigen gedachten en het verhaal van zijn leven noteert wordt hij voortdurend achtervolgd door citaten en beelden van de grote schrijvers die hij bewondert: Shakespeare, Jules Verne, Borges, Sebald, Kafka, Pessoa, Gombrowicz, en vele anderen.
Gaandeweg verandert hij in zijn eigen romanfiguur, een personage dat is geobsedeerd door literatuur in het algemeen en door schrijversdagboeken in het bijzonder. Of hij nu reist naar Boedapest of Praag, naar Valparaíso of Lissabon, iedere plek voert hem naar boeiende passages uit het werkvan beroemde schrijvers en sappige anekdotes. Girondo - of Vila-Matas? - neemt de lezer mee op zijn sprankelende en associatieve reis door de wereld van het geschreven woord en steekt hem aan met zijn ongeneeslijke passie.