Wie denkt, moet geloven
De auteur, die de resultaten van de moderne wetenschap grondig kende, probeert in dit boekje duidelijk te maken dat de argumenten van hen die volhouden dat alles door toeval is ontstaan, rationeel niet steekhoudend zijn. 'Schoenen en verstand bij de ingang achterlaten.' Die tekst hing boven de toegangspoort van het auditorium in de commune van Bhagwan in Poona, India. Geldt die eis ook wanneer het gaat over het geloof in een Schepper God? Is het geloof alleen een gevoelskwestie, of speelt het verstand ook nog een rol? Welke samenhang bestaat er tussen wat wij denken en wat wij geloven? Is geloven in de God van de Bijbel irrationeel of is het juist de enige verstandige optie? A. E. Wilder-Smith (1915-1995) studeerde natuurwetenschappen aan de universiteit van Oxford en behaalde in 1941 zijn eerste doctoraat aan de universiteit van Reading (fysische organische chemie). In 1964 haalde hij zijn tweede doctoraat aan de universiteit van Geneve (farmacologie), gevolgd door een derde doctoraat in datzelfde jaar aan de Eidgenossische Technische Hochschule in Zurich (natuurwetenschappen). Hij gaf in vele landen les aan toonaangevende universiteiten. Meer dan dertig van zijn boeken zijn in zeven talen gepubliceerd. In 1986 nam hij samen met Edgar Andrews deel aan het Huxley Memorial Debate aan de Oxford Union (een debatvereniging verbonden aan de universiteit van Oxford), waar zij debatteerden met evolutiebiologen Richard Dawkins en John Maynard Smith.
Auteur | | A. E. Wilder-Smith |
Taal | | Nederlands |
Type | | Paperback |
Categorie | |