Aan de betekenis van West-Friesland voor de ontwikkeling van de Nederlandse scheepvaart is tot nu toe weinig aandacht besteed. Dat geldt in nog sterkere mate voor de rol die het Westfriese , platteland daarbij heeft gespeeld.

De studie 'Bouwers van de zee: zeevarenden van het Westfriese platteland, c. 1680-1720' behandelt laatstgenoemd onderwerp. Uitgebreid onderzoek in een groot aantal bronnen heeft informatie over enkele duizenden zeelieden opgeleverd. Op basis van deze gegevens wordt een beeld geschetst van de betekenis van de zeevaart voor de Westfriese dorpen en van de belangrijke plaats die de zeeman in de plattelandssamenleving innam. Er was geen dorp in West-Friesland, waar geen zeelieden woonden. In sommige plaatsen maakten zij zelfs een groot deel van de beroepsbevolking uit.

Van groot belang is voorts het feit dat in deze studie wordt aangetoond hoe zeer handel en scheepvaart in de drie Westfriese havensteden afhankelijk waren van het aanbod van schippers en ander scheepsvolk van het Westfriese platteland. Vele Westfriese zeelieden hadden Hoorn, Enkhuizen of Medemblik als hun thuishaven. Aan de rol van deze havensteden wordt dan ook uitgebreid aandacht besteed.

Niet alleen voor West-Friesland is het onderzoek van belang. Een aantal aspecten van hel zeemansleven die vanuit een Westfriese invalshoek worden beschereven, zijn ook van toepassing op andere plattelandsgebieden. Onze kennis van leven en werken van de zeeman is met dit bock op een aantal terreinen belangrijk uitgebreid. Het idee dat de zeeman tot de laagste groepen van de samenleving behoorde, blijkt voor de op de platteland woonachtige varensgezel bijvoorbeeld onjuist te zijn.