Van holland naar indie
Nederland nam in de negentiende eeuw een tweeslachtige internationale positie in: binnen de Europese verhoudingen gold het als een mogendheid van de tweede rang, mondiaal kon het bogen op de status van koloniale grootmacht.
Voor de bescherming van het uitgestrekte koloniale bezit in de Indische archipel tegen interne en externe bedreigingen was een respectabele legermacht onontbeerlijk. Dit Oost-Indische leger, later beter bekend als het Koninklijk Nederlands- Indisch Leger (KNIL), kon ondanks de aantoonbare onmisbaarheid evenwel niet rekenen op een grote populariteit. Het werd in Nederland in het algemeen beschouwd als een noodzakelijk kwaad, ondergeschikt aan de succesvolle exploitatie van de overzeese bezittingen.
Andersom gold de ‘traditionele Hollandse kruideniersgeest’ in kringen van het Oost-Indische leger als één van de ernstigste beletselen bij het verantwoord uitvoeren van de militaire taken.
Tegen deze achtergrond is het interessant om na te gaan hoe het transport van koloniale troepen naar Indië, als het ware de verbindende schakel tussen de twee werelden, zich voltrok. Het troepenvervoer kan namelijk als toetssteen dienst doen: opzet en uitvoering van de verschepingen werpen niet alleen licht op de militair-strategische uitgangspunten en de organisatorische doelmatigheid van het koloniale beleid, maar ook bieden ze informatie over de betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij het wel en wee van de koloniale overheidsdienaren.
Een lijst met de namen van alle schepen (en de kapiteins) die koloniale troepen in de periode 1815-1909 vervoerd hebben, met opgave van het aantal manschappen bij vertrek en aankomst, maakt deze uitgave ook waardevol voor genealogen en maritiem geïnteresseerden.
Voor de bescherming van het uitgestrekte koloniale bezit in de Indische archipel tegen interne en externe bedreigingen was een respectabele legermacht onontbeerlijk. Dit Oost-Indische leger, later beter bekend als het Koninklijk Nederlands- Indisch Leger (KNIL), kon ondanks de aantoonbare onmisbaarheid evenwel niet rekenen op een grote populariteit. Het werd in Nederland in het algemeen beschouwd als een noodzakelijk kwaad, ondergeschikt aan de succesvolle exploitatie van de overzeese bezittingen.
Andersom gold de ‘traditionele Hollandse kruideniersgeest’ in kringen van het Oost-Indische leger als één van de ernstigste beletselen bij het verantwoord uitvoeren van de militaire taken.
Tegen deze achtergrond is het interessant om na te gaan hoe het transport van koloniale troepen naar Indië, als het ware de verbindende schakel tussen de twee werelden, zich voltrok. Het troepenvervoer kan namelijk als toetssteen dienst doen: opzet en uitvoering van de verschepingen werpen niet alleen licht op de militair-strategische uitgangspunten en de organisatorische doelmatigheid van het koloniale beleid, maar ook bieden ze informatie over de betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij het wel en wee van de koloniale overheidsdienaren.
Een lijst met de namen van alle schepen (en de kapiteins) die koloniale troepen in de periode 1815-1909 vervoerd hebben, met opgave van het aantal manschappen bij vertrek en aankomst, maakt deze uitgave ook waardevol voor genealogen en maritiem geïnteresseerden.
Auteur | | Martin Bossenbroek |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | | Geschiedenis |