De teksten in dit boek, hoe uiteenlopend ook, stoelen op één grondgedachte over geestelijke gezondheid en de zorg daarvoor. Sinds de ontdekkingen van Freud, en de ontwikkelingen na hem, weten we dat geestelijke problemen en stoornissen vaak ontwikkelingsstoornissen zijn, veroorzaakt door de schadelijke invloeden waaraan mensen in hun jeugd en in hun verdere leven zijn blootgesteld. Als antwoord op dit inzicht ontwikkelde zich de moderne geestelijke gezondheidszorg, die tegelijkertijd twee taken te vervullen heeft. Een therapeutische: mensen moeten beter gemaakt worden, en een maatschappelijke: de maatschappij moet zich de verstrekkende :consequéritjes van de nieuwe opvattingen gaan realiseren. Dit betekent vooral dat geestelijke problemen en stoornissen niet meer gezien worden ais voortvloeiend uit wilszwakte of slechtheid, maar dat een diepreikende culturele verandering nodig is om geestelijke nood op te sporen, te behandelen, en zo veel mogelijk te voorkomen.