In de nacht dat Flor Fernandez Barrios ter wereld kwami werd Cuba geteisterd door een wervelstorm. Een zware donderslag zorgde ervoor dat de elektriciteit uitviel, maar Flor en haar moeder overleefden de moeizame bevalling.

Flor is nog maar een baby als in 1956 Fidel Castro aan de macht komt. Flor groeit op in de zeer chaotische omstandigheden die met deze revolutie gepaard gaan. Op indringende en ontroerende wijze vertelt zij hoe daardoor haar leven ingrijpend wordt bdinvloed. Na een mislukte poging het eiland te verlaten, wordt de familie Barrios beschouwd als een broeinest van verraad. De tienjarige Flor wordt - samen met duizenden andere schoolkinderen - tewerkgesteld op het platteland. Haar puberteit brengt ze door met het

plukken van suikerriet en tabak.Tijdens deze zware jaren zijn het de oudere vrouwen in haar familie die de kleine Flor troost bieden en haar vele levenslessen bijbrengen. Wanneer het haar ouders in 1970 lukt om met hun kinderen Cuba te verlaten, moet Flor alles wat haar lief is achterlaten. Ontheemd en levend in ballingschap, weet Flor de lessen die haar werden geleerd toe te passen. Met behulp van haar gaven vindt zij haar plaats in haar nieuwe wereld.