Oude beschavingen. Zuidoost-Azië: schatten in het oerwoud
In 1966, toen hij door het dorp Ban Chiang in het noordoosten van Thailand liep, struikelde Stephen Young over de wortel van een kapokboom, viel op de grond en deed een van de grootste archeologische ontdekkingen van de 20ste eeuw. Young-derde jaars student en zoon van een gewezen Amerikaanse ambassadeur in Thailand-was bezig met sociologisch onderzoek in het gebied toen zijn confrontatie met de wortel hem in staat stelde een klein stukje grond van heel nabij te bestuderen. Hij zag een ring van aardewerk uit de grond steken, die bij nader inzien de rand van een gedeeltelijk begraven pot van klei bleek te zijn. Vlakbij lag er nog één, en nog één, en nog één---overal lag aardewerk, merendeels in stukken, dat eeuwen lang begraven was geweest en nu langzaam maar zeker door erosie werd blootgelegd. Het was vaalgeel van kleur en beschilderd met opvallende paarsrode patronen. Young zag dat de potscherven niet geglazuurd waren, wat betekende dat ze oeroud moesten zijn. Young nam wat stukken mee en het die in Bangkok aan deskundigen zien. Een van hen was Ehzabeth Lyons, adviseur van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken. Zij herinnerde zich zes jaar eerder soortgelijke scherven te hebben gezien-misschien wel uit hetzelfde dorp. "De Thai hadden toen nauwelijks belangstelling voor de prehistorische, of pre-boeddhistische periode," zei ze, "en geen ervaring met de specifieke eisen van een prehistorische opgraving."
Auteur | | Jan van Gestel |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | | Geschiedenis |