In dit deel staat de periode van de 16de tot de 18de eeuw centraal, een tijdvak waarin de domeinen van het openbare en het privéleven opnieuw worden afgebakend. Drie fundamentele ontwikkelingen spelen daarbij een belangrijke rol: de opkomst van de staat, die steeds meer in het dagelijks leven van de burgers ingrijpt; de godsdienstige hervormingen, die van de gelovigen, zowel protestanten als katholieken, een meer persoonlijke vroomheid en individuele devotie vragen, en ten slotte de alfabetisering van de samenleving, waardoor de mens op eenvoudige wijze zijn kennis kan verrijken. In Van de renaissance tot de Verlichting onderzoeken de auteurs het proces individualisering dat het aangezicht van de westerse samenleving ingrijpend heeft gewijzigd.