Het gezicht van de oorlog

Het gezicht van de oorlog

De opzet van dit boek behoeft enige uitleg. Het boek is het resultaat van toevoegingen en weglatingen: het is de vierde versie in een periode van bijna dertig jaar. Alle verslagen worden afgedrukt zoals ze oorspronkelijk werden gepubliceerd. In de gevallen dat de koppen niet door mij gekozen waren en ze mij niet bevielen, heb ik ze veranderd. De eerste versie, die uit 1959 dateert, begon met een inleiding en eindigde met Dachau. Voor de uit 1967 daterende tweede versie schrapte ik zes verslagen om ruimte te maken voor de afdelingen getiteld De Oorlog op Java en Interim en De Oorlog in Vietnam; en ik voegde er een korte inleiding en conclusie aan toe. Bij alle versies heb ik mijn inleidend commentaar bij iedere oorlog ongewijzigd gelaten, al waren in 1986, het jaar van de derde versie, enkele in 1959 geschreven zinnen tot mijn vreugde verouderd. Voor de versie van 1986 schreef ik een nieuwe inleiding, handhaafde ik de volledige versie van 1967 en voegde latere opmerkingen toe over de oorlog in Vietnam, de Zesdaagse Oorlog en de oorlog in Midden-Amerika. In deze vierde en laatste versie zijn de overbodige inleiding en conclusie uit 1967, plus het commentaar van 1986 op de Vietnam Oorlog weggelaten: ik heb een nieuw commentaar geschreven dat hopelijk beter is. Ik heb één verslag, ‘Drie Polen’, toegevoegd aan De T weede Wereldoorlog, en één artikel, ‘Laat de kleintjes.…’ aan De Oorlog in Vietnam en een Conclusie.

Toen ik jong was, geloofde ik dat de mens ooit een volmaakt wezen zou worden en ik geloofde in vooruitgang en voor de journalistiek zag ik een gidsfunctie. Als mensen de waarheid te horen kregen, als schande en onrecht hun duidelijk onder ogen werden gebracht, dan zouden ze terstond eisen dat er reddend werd opgetreden, dat de boosdoeners werden gestraft en dat er voor de onschuldigen werd gezorgd. Hoe de mensen die hervormingen tot stand moesten brengen, wist ik niet. Dat was hun taak. De taak van de journalist was het nieuws te brengen, de ogen van hun geweten te zijn. Ik denk dat ik me de publieke opinie voorstelde als een oerkracht, zo ongeveer als een tornado die altijd klaar stond om aan de goede kant mee te waaien. Gedurende de jaren waarin mijn hoop zo sterk was, gaf ik de leiders de schuld als — wat geregeld het geval was — de geschiedenis een verkeerde wending nam, als wreedheid en geweld werden geduld of zelfs aangemoedigd en de onschuldigen altijd met de ellende bleven zitten. De leiders vormden een vaag samenhangende bovenlaag van politici, industriëlen, krantenmagnaten en financiers: koude, ambitieuze mannen die onzichtbaar bleven. De ‘gewone’ mensen waren per definitie goed; als ze er niet in slaagden zich goed te gedragen, dan kwam dat door onwetendheid of hulpeloosheid.

Er waren negen jaar, een zware depressie, twee oorlogen die in nederlagen eindigden en een overgave zonder oorlog voor nodig om mijn geloof in de heilzame macht van de pers te doen verdwijnen. Geleidelijk kwam ik tot het besef dat mensen gemakkelijker leugens slikken dan de waarheid, alsof leugens een vertrouwde smaak hadden en naar meer deden verlangen: een gewoonte. (In mijn eigen beroep bevonden zich ook leugenaars en leiders hebben feiten altijd gebruikt als iets betrekkelijks, waar je alle kanten mee op kunt. Aan de aanvoer van leugens kwam geen einde.) Goede mensen, degenen die het kwaad be. streden waar ze het maar zagen, vormden nooit meer dan een dappere minderheid. De miljoenen die gemanipuleerd werden, konden worden opgezweept of gekalmeerd door welke leugen dan ook. Het licht dat de journalistiek verspreidde was niet ster. ker dan dat van cen glimworm.

Ik behoorde tot een Bond van Cassandra’s, de buitenlandse correspondenten die mijn collega’s waren en die ik bij tedere ramp ontmoette. Ze hadden jarenlang verslag gedaan van de opkomst van het fascisme, de verschrikkingen ervan en de dreiging die er zo absoluut van uitging. Als er al iemand naar hen luisterde, niemand handelde naar hun waarschuwingen. De ondergang die zij lang hadden voorspeld, kwam, stukje bij beetje, op tijd, volgens schema. Ten slotte werden we eenzame brancarddragers die een enkeling uit de puinhoop probeerden te redden. Als iemand gered kon worden uit de handen van de Gestapo toen die zich voor het eerst manifesteerde in Praag, of als iemand anders gered kon worden vanachter het prikkeldraad op het strand bij Argelès, dan gaf dat voldoening, maar het had nauwelijks iets te maken met journalistiek. Door pressie uit te oefenen en ondershands wat te regelen, door intimidatie en het zwaaien met dollars was het mogelijk een enkel keertje iemand te redden. Onze artikelen mochten nog zoveel goed doen, in feite hadden ze net zo goed met onzichtbare inkt geschreven kunnen zijn, gedrukt op bladeren, een prooi van de wind.

Na de oorlog in Finland zag ik de journalistiek als een paspoort. Je had de juiste papieren en een baan nodig om een plaats op de eerste rij te krijgen bij het schouwspel van gebeurtenissen die op het punt stonden geschiedenis te worden. Alles wat ik in de Tweede Wereldoorlog deed, was de goede, dappere en onbaatzuchtige mensen die ik tegenkwam, prijzen, in het besef dat dit een volstrekt nutteloze vertoning was. Als de gelegenheid zich voordeed, beschimpte ik de duivels die erop uit waren de waardigheid van de mens te ontkennen — al even nutteloos. Op de een of andere absurde wijze, zag ik het als mijn beroepseer dáárheen te gaan waar ik naar toe wilde en mijn kopij op tijd ...


Auteur | Martha Gellhorn
Taal | Nederlands
Type | Paperback
Categorie | Poëzie, Bloemlezingen & Letterkunde

bol logo

Kijk verder

Boekomslag voor ISBN: 9780802128744
Boekomslag voor ISBN: 9789021477275
Boekomslag voor ISBN: 9789050931236
Boekomslag voor ISBN: 9789067661874
Boekomslag voor ISBN: 9789020414608
Boekomslag voor ISBN: 9789050932462


Boekn ©