Otto logeert een weekend bij zijn oma Jet. Otto merkt dat oma bij een heleboel dingen in huis en in de tuin niet kan: de kopjes in het keukenkastje, haar hoedje op de kapstok, de appeltjes aan de boom. Oma krimpt, stelt Otto vast. Dan vindt Otto een oud en verrimpeld appeltje. Hij bestudeert het en denkt na over het probleem van het krimpen. De oven in oma’s keukentje brengt Otto op het idee voor een proef: samen met een appeltaart gaat er een hele appel mee de oven in. Otto bedenkt een krimphuis. Hij maakt notities en tekeningen. In de tuin bouwt hij bij de appelboom een klein model van het krimphuis. Als het klaar is, komt oma op bezoek. Ze vindt het een ideaal huisje!