Dit boek confronteert de lezer met verkrachting van het recht en met rechtspleging als façade in de Bijbel en de wereld van de Bijbel. Het 'dossier' van bekende slachtoffers van valse beschuldiging en laster, zoals Jozef, Nabot, Daniël, Susanna, Jezus en Paulus, wordt heropend, maar ook de intrigerende casus van allerlei anonieme slachtoffers, vaak vrouwen beschuldigd van overspel of toverij, passeren de revue.
Afgaande op de voorbeelden van het gebruik van het lasterwapen en de valse beschuldiging in de Bijbel en de wereld van het oude Nabije Oosten lijkt de conclusie onontwijkbaar dat zij een onbedwingbaar, autonoom en niet te stuiten kwaad zijn. Niettemin blijken de teksten, waarin hun rol belicht wordt, vaak doortrokken van de onuitroeibare hoop dat er een instantie boven de mens is die de waarheid aan het licht zal brengen en recht zal doen.