De statenbijbel en de rabbijnen
Nooit is de zogenaamde 'interne' wordingsgeschiedenis van de Statenbijbel (1637) bestudeerd. Deze studie laat aan de hand van het boek Job zien hoe de Statenvertalers - in het kielzog van The English Authorized Version (1611) - bij het vertalen van de Hebreeuwse tekst rabbijnse interpretaties en door de rabbijnen geïnspireerde exegese van de christelijke hebraïsten benutten. Allereerst wordt de voorgeschiedenis beschreven. Aan het einde van de zestiende eeuw had Marnix van St. Aldegonde de opdracht gekregen de bijbel vanuit de grondtekst te vertalen. Deze onderneming leed echter schipbreuk, evenals latere pogingen om de bijbel in het Nederlands te vertalen.
In 1618 nam de Synode van Dordrecht het besluit definitief tot een vertaling uit de grondteksten te komen. De praeses van de Synode, Johannes Bogerman, werd gekozen tot voorzitter van de commissie die het Oude Testament zou gaan vertalen. De predikanten Gerson Bucerus en Wilhelmus Baudartius werden zijn medevertalers. Hun manuscripten zijn nooit eerder bestudeerd. Door een analyse van de manuscripten van het boek Job weet de auteur de verschillende fasen van het vertaalproces te reconstrueren. Ook heeft hij het boekenbezit van de vertalers kunnen inventariseren, onder meer door onderzoek van enkele veilingcatalogi.
Tenslotte wordt de invloed van rabbijnse exegese op de vertaling van het boek Job in kaart gebracht. Aan de hand van verschillende voorbeelden worden de diverse vormen van invloed beschreven. Hieruit blijkt dat de rabbijnse interpretaties in iedere fase van de vertaling een rol van betekenis speelden. De vertalers en de revisoren, die de vertaling dienden te beoordelen, raadpleegden de rabbijnse commentaren en woordenboeken, alsmede de werken van de christelijke hebraïsten, en beschouwden dit als een wezenlijk onderdeel van hun taak om te komen tot een juiste interpretatie van de Hebreeuwse tekst.
In 1618 nam de Synode van Dordrecht het besluit definitief tot een vertaling uit de grondteksten te komen. De praeses van de Synode, Johannes Bogerman, werd gekozen tot voorzitter van de commissie die het Oude Testament zou gaan vertalen. De predikanten Gerson Bucerus en Wilhelmus Baudartius werden zijn medevertalers. Hun manuscripten zijn nooit eerder bestudeerd. Door een analyse van de manuscripten van het boek Job weet de auteur de verschillende fasen van het vertaalproces te reconstrueren. Ook heeft hij het boekenbezit van de vertalers kunnen inventariseren, onder meer door onderzoek van enkele veilingcatalogi.
Tenslotte wordt de invloed van rabbijnse exegese op de vertaling van het boek Job in kaart gebracht. Aan de hand van verschillende voorbeelden worden de diverse vormen van invloed beschreven. Hieruit blijkt dat de rabbijnse interpretaties in iedere fase van de vertaling een rol van betekenis speelden. De vertalers en de revisoren, die de vertaling dienden te beoordelen, raadpleegden de rabbijnse commentaren en woordenboeken, alsmede de werken van de christelijke hebraïsten, en beschouwden dit als een wezenlijk onderdeel van hun taak om te komen tot een juiste interpretatie van de Hebreeuwse tekst.
Auteur | | C.M.L. Verdegaal |
Taal | | Nederlands |
Type | | Paperback |
Categorie | | Religie, Spiritualiteit & Filosofie |