Tientallen jaren lang, van 1954 tot en met 1980, schreef Antoine Blondin in het Franse sportdagblad L’Équipe over sport. Zijn grote voorkeur was de Tour de France, de meest legendarische van alle wielerkoersen.
Achter op een motor volgde hij de coureurs,
met een scherp oog voor de meest dramatische details. Zijn columns werden verslonden, elke renner vond het een eer om in zijn stukken te worden genoemd. Het was zelfs zo dat een renner na de Tour meer startgeld kon vragen in criteriums
als hij kon aantonen dat Blondin over hem had geschreven.
In dit boek passeren alle grote renners uit het Gouden Tijdperk de revue: Coppi en Bartali, Bobet en Géminiani, Kübler en Koblet, Anquetil en Poulidor, Merckx en Gimondi, Janssen en Pingeon, Kuiper en Zoetemelk, Hinault en Thévenet.
In Tour de France heeft Benjo Maso, Nederlands grootste kenner van de wielergeschiedenis,
een keuze gemaakt uit de vele stukken die Blondin erover geschreven heeft.