Het huwelijk van psychiater Aileen Macklin met een man die ze heeft ontmoet aan de universiteit in de stormachtige jaren zestig, staat onder grote spanning. Ze wordt in haar praktijk plotseling geconfronteerd met de ziekte van de jonge Gary Dunn. Zijn mentale conditie wankelt tussen luciditeit en waanzin, wat ook niet verwonderlijk is: Gary is getuige geweest van een moord. Hij kan daar niets mee te maken hebben gehad, maar voor de politie is hij toch eerder een verdachte dan een getuige. Gary slijt zijn dagen aan de zijde van een stel voortdurend gedrogeerde zwervers die wel het een en ander op hun kerfstok zouden kunnen hebben. Aileen wordt al te zeer meegesleept door haar jonge patiënt, zeker als haar duidelijk wordt wat de ware identiteit van Gary te maken heeft met haar eigen verleden. De jaren zestig komen terug in de gestalte van een man met wie Aileen ook had kunnen trouwen, maar dat niet deed.