De Kaapprovincie in het begin van de jaren zeventig is een paradijs voor een elfjarige blanke jongen. Marnus en zijn vriendje Frikkie brengen hun dagen door met vissen, kattenkwaad uithalen en rondstruinen in de overweldigende natuur. Marnus' bestaan wordt echter overschaduwd door de barse aanwezigheid van zijn vader, Johan, die hem een ijzeren discipline oplegt. De verwachtingen waar Marnus aan moet voldoen zijn hoog. Johan is de jongste generaal in het Afrikaanse leger, en Marnus zal de traditie van de familie Erasmus voort moeten zetten. Hij is geboren om het land te regeren; hún land.Marnus' leven verandert voorgoed wanneer ene meneer Smith bij de familie Erasmus op bezoek komt. Tijdens dat bezoek worden Marnus op gruwelijke wijze de ogen geopend; hij leert de ware aard van zijn vader kennen en krijgt zijn eerste inzichten in de rotte fundamenten waarop het Afrikaner paradijs rust.In dit verontrustende verhaal over de eerste kennismaking met hypocrisie, geweld en desillusie geeft Behr een vernietigend beeld van de verwrongen logica van de apartheid. Een bijzonder en aangrijpend debuut.* Een aangrijpend en verontrustend verhaal. - J.M. Coetzee