Een lege plek om te blijven
XIV
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Een lege plek om te blijven is de vijfde bundel van Rutger Kopland. De bundel verscheen in 1975 en beleefde twaalf drukken voordat hij in 2006 werd opgenomen in Verzamelde gedichten. Hij bevat 27 titelloze gedichten die romeins genummerd zijn van I tot en met XXVII en worden afgesloten met een gedicht zonder nummer. De eerste regels ervan luiden:
Boven het hooi hangt de boer in
Over het weiland valt uit lampen licht als
Moeder in je ondergoed, met je roze
Als een blinde glimlacht zij naar alle lege stoelen
Zij hebben hem verlaten, hij is gek
Er is geen plaats om te blijven
Zeiden we dingen, ze verwoeien in de wind
Wij hadden de deuren en de ramen gesloten
Er is geen ellende meer onder de mensen
Arm jongetje van het platteland - zoon van Moeder natuur
Hij is een echt paard, hij is echt
Geef mij maar de brede, de trage rivieren
Paarden waren ver weg, met dit vergezicht
Ga nu maar liggen liefste in de tuin
Lente, nu alles in me terugkeert
Want langs de bergen zakken gerafelde
Het is donker en het ruikt naar omgevallen
Zijn lijf heeft de kleur van het
Om het vermoeden dat na al die tijd
Kon de deur uitgaan, dat ik dacht
Op haar daken groeien gras en eeuwig leven
Ze wacht met oude thee en oude handen
O zachte morgen in de mist, o zacht
Later zagen we in het raam de nacht
Als de zon onderging als iemand
Tijd is nog steeds voor de mensen
Boven het dak buigen de bomen zich
Als ik even, nogmaals, de samenvatting mag geven.
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Een lege plek om te blijven is de vijfde bundel van Rutger Kopland. De bundel verscheen in 1975 en beleefde twaalf drukken voordat hij in 2006 werd opgenomen in Verzamelde gedichten. Hij bevat 27 titelloze gedichten die romeins genummerd zijn van I tot en met XXVII en worden afgesloten met een gedicht zonder nummer. De eerste regels ervan luiden:
Boven het hooi hangt de boer in
Over het weiland valt uit lampen licht als
Moeder in je ondergoed, met je roze
Als een blinde glimlacht zij naar alle lege stoelen
Zij hebben hem verlaten, hij is gek
Er is geen plaats om te blijven
Zeiden we dingen, ze verwoeien in de wind
Wij hadden de deuren en de ramen gesloten
Er is geen ellende meer onder de mensen
Arm jongetje van het platteland - zoon van Moeder natuur
Hij is een echt paard, hij is echt
Geef mij maar de brede, de trage rivieren
Paarden waren ver weg, met dit vergezicht
Ga nu maar liggen liefste in de tuin
Lente, nu alles in me terugkeert
Want langs de bergen zakken gerafelde
Het is donker en het ruikt naar omgevallen
Zijn lijf heeft de kleur van het
Om het vermoeden dat na al die tijd
Kon de deur uitgaan, dat ik dacht
Op haar daken groeien gras en eeuwig leven
Ze wacht met oude thee en oude handen
O zachte morgen in de mist, o zacht
Later zagen we in het raam de nacht
Als de zon onderging als iemand
Tijd is nog steeds voor de mensen
Boven het dak buigen de bomen zich
Als ik even, nogmaals, de samenvatting mag geven.
Auteur | | Rutger Kopland |
Taal | | Nederlands |
Type | | Paperback |
Categorie | | Poëzie, Bloemlezingen & Letterkunde |