Op het Scherp van de Snede

Op het Scherp van de Snede

De scherpe snede van een scheermes is moeilijk begaanbaar; even moeilijk, zeggen de wijzen, is het pad naar bevrijding.

Met zo weinig vertrouwen als deze keer ben ik nog nooit een roman begonnen. Als ik het een roman noem, doe ik dat alleen omdat ik niet weet welke soortnaam ik er anders aan zou moeten geven. Er zit weinig verhaal in wat ik te vertellen heb en het loopt noch op een sterfgeval, noch op een huwelijk uit. Met de dood eindigen alle dingen en dit is dus het bij uitstek bevattelijke besluit van elk verhaal, maar een huwelijk is eveneens een zeer geschikt einde en zij die van drogredenen houden doen niet verstandig wanneer zij smalen op wat men in conventionele zin onder een ‘happy end’ verstaat. Er is iets als een gezond instinct, dat de doorsneemens ertoe brengt aan te nemen dat hiermede alles wat gezegd moet worden, is gezegd. Wanneer het mannetje en het wijfje na welke wisselvaligheid dan ook tenslotte tot elkaar zijn gebracht, hebben zij hun biologische functie vervuld en richt zich de aandacht op de generatie die dan weer aan de beurt komt. Doch laat ik mijn lezer wat meer grond onder de voeten geven. Dit boek omvat mijn herinneringen aan een man met wie ik slechts zo nu en dan, met lange tussenpozen, in nauwe aanraking ben gekomen. Hoe het hem in die tussenliggende perioden verging, daarvan weet ik weinig af. Ik geloof wel dat ik met behulp van mijn fantasie die gapingen aannemelijk genoeg zou kunnen aanvullen en daarmee mijn verhaal tot een meer samenhangend geheel maken; maar dat wil ik niet doen. Ik wil uitsluitend vastleggen, wat ik uit eigen ervaren te weten kwam.

Vele jaren geleden schreef ik een roman getiteld Het Donkere Vuur. Daarin had ik een beroemd schilder, Paul Gauguin, bij de kop genomen en, gebruik makend van het voorrecht van een romanschrijver, een aantal incidenten verzonnen om het karakter dat ik in het leven had geroepen, op grond van hetgeen de schaarse feiten die ik over de Franse kunstenaar wist, mij verrieden, duidelijk te doen uitkomen. In dit boek heb ik geenszins getracht iets dergelijks te doen. Om nog levende personen geen ergernis te verschaffen, heb ik de figuren die in dit verhaal een rol spelen, namen gegeven van eigen vinding en ik heb ook overigens mijn best gedaan er voor te zorgen, dat niemand hen zal herkennen. De man over wie ik schrijven ga, is niet beroemd en mogelijk zal hij dat ook nooit worden. Het kan zijn dat hij, als zijn leven tot een eind geraakt, van zijn verblijf hier op aarde geen duidelijker spoor doet beklijven dan een steen die men in de rivier werpt op het wateroppervlak laat. Dan zal mijn boek, zo het al gelezen zal worden, alleen worden gelezen om het wezenlijk belang dat erin mag schuilen. Maar het kan ook zijn dat de levenswijze die hij zich heeft ge. kozen en de eigenaardige onbedorvenheid en kracht van zijn karak. ter een groeiende invloed op zijn medemensen uitoefenen, zodat men, misschien nog lang na zijn dood, zal beseffen, dat er in onze tijd een hoogst merkwaardige figuur heeft geleefd. Dan zal het volkomen duidelijk zijn over wie ik in dit boek schrijf en zij, die althans het een en ander over zijn vroeger leven willen weten, kunnen hierin dan iets van hun gading vinden. Ik denk dat mijn boek — binnen de beperkingen die ik hierboven aangaf — een waardevolle bron van informatie zal zijn voor de biografen van de man die mijn vriend was. Ik wil niet beweren dat de gesprekken die ik heb weergegeven als woordelijke verslagen kunnen worden opgevat. Ik hield nimmer aantekening van wat er bij de een of andere gelegenheid werd gezegd, maar ik heb een uitstekend geheugen voor al wat mezelf betreft en ofschoon ik de gesprekken in mijn eigen woorden heb gesteld, geven zij toch, naar ik meen, getrouw weer wat er gezegd werd. Hierboven zei ik, dat ik niets zelf heb bedacht; die bewering wil ik thans eventjes rechtzetten. Ik heb de vrijheid genomen die sinds Herodotus alle geschiedschrijvers genomen hebben, nl. om de personen van mijn verhaal woorden in de mond te leggen, die ik niet zelf heb gehoord en onmogelijk had kunnen horen. Ik deed dat om dezelfde redenen als die geschiedschrijvers het deden, om tonelen die als ze zo maar werden naverteld zonder effect zouden blijven, een levendig en realistisch aanschijn te geven. Ik wil gelezen worden en ik meen gerechtigd te zijn alles te doen om mijn boek leesbaar te maken. De intelligente lezer zal gemakkelijk zelf zien waar ik van die kunstgreep gebruik heb gemaakt en ik geef hem de volle vrijheid die van de hand te wijzen.

Een tweede reden waarom ik niet zonder beduchtheid met dit werk van wal steek is dat de personen, met wie ik hoofdzakelijk te maken heb, Amerikanen zijn. Het is bijzonder moeilijk mensen te kennen en ik geloof niet dat men ooit werkelijk anderen dan zijn eigen landgenoten goed leert doorgronden. Want mannen en vrouwen staan nooit geheel op zichzelf; zij zijn tevens de streek waar zij geboren zijn, het stadsdeel of de boerderij waar zij hebben leren lopen, de spelen die zij als kinderen hebben gespeeld, de sprookjes die zij hebben gehoord, het voedsel dat zij genoten, de scholen waar zij op zijn geweest, de sport die zij hebben beoefend, de dichters die zij hebben gelezen en de god waarin zij geloofden. Die dingen zijn het die hen hebben gemaakt tot wat zij zijn en dit zijn dingen waar je van horen zeggen niet achter kunt komen, je kunt ze alleen kennen als je ze mee hebt doorleefd. Je kunt ze alleen kennen als je zelf dit alles bent. En omdat je mensen van een ander volk alleen maar door observatie kunt leren kennen, is het moeilijk hen op de bladzijden van een boek geloofwaardig voor te stellen, Zelfs een scherpzinnig en nauwkeurig waarnemer als Henry James is er, ofschoon hij veertig jaar lang in Engeland woonde, nimmer in geslaagd een Engelsman te scheppen, die door en door Engels was. Wat mij betreft, behalve in een paar korte verhalen, heb ik nog nooit gepoogd me met andere figuren dan mijn landgenoten in te laten en als ik het wel heb gewaagd in korte verhalen, dan is dit omdat je daarin je karakters wat oppervlakkiger kunt schetsen. Je geeft de lezer wat grove aanduidingen en laat het aan hem over de fijnere nuancen aan te vullen. Nu zou men kunnen vragen waarom ìk, als ik Paul Gauguin in een Engelsman heb veranderd, met de personen in dit boek niet hetzelfde zou kunnen doen. Het antwoord is eenvoudig: dat zou ik niet hebben gekund. Zij zouden dan niet de mensen zijn geweest die zij zijn. Ik beweer niet dat zij Amerikanen zijn geworden zoals de Amerikaan zichzelf ziet; maar het zijn Amerikanen, door een Engelse bril bekeken. Ik heb niet geprobeerd de eigenaardigheden van hun spraak weer te geven. Als Engelse schrijvers dit trachten te doen, wordt hun falen alleen maar geëvenaard door dat van Amerikaanse schrijvers als ze proberen in Engeland gesproken Engels na te bootsen. De gemeenzaam gesproken taal is een gevaarlijke klip. Henry James maakte in zijn Engelse romans altijd gebruik van het ‘slang’, maar nooit precies zoals de Engelsen zelf het doen, zodat hij in plaats van in de gesprekken het effect te bereiken dat hij beoogde, maar al te vaak de Engelse lezer een onplezierige gewaarwording verschaft.

Toen ik in 1919 op mijn reis naar het verre Oosten toevallig in Chicago was, bleef ik daar om redenen, die met dit verhaal niets te maken hebben, wel een week of twee, drie. Ik had net een roman uitgegeven waarmee ik veel succes had geoogst en daar ik dus een ogenblik in het brandpunt der belangstelling stond, werd ik onmiddellijk bij aankomst geïnterviewd. De volgende ochtend ging de telefoon. Ik nam hem op. “Je spreekt met Elliott Templeton.”


Auteur | W. Somerset Maugham
Taal | Nederlands
Type | Hardcover
Categorie |

bol logo

Kijk verder

Boekomslag voor ISBN: 9780099284864
Boekomslag voor ISBN: 9789026979651
Boekomslag voor ISBN: 9781400034208
Boekomslag voor ISBN: 9789022945179
Boekomslag voor ISBN: 9789045001760
Boekomslag voor ISBN: 9789021490373


Boekn ©