In dit boek presenteert Gerrit Neven de hoogtepunten uit het werk van Karl Barth. Met zijn lezing van Barth en van diverse Barth-interpreten - onder wie Wissink, Mofokeng en Sölle - brengt hij theologie als een spannend vak voor het voetlicht. Barth stelt theologen voor een uitdaging en lokt ze uit stelling te nemen, of hij nu spreekt over oecumene, verzoening, kwaad, de kerk of bevrijding. Dat maakt Barth voor de theologie zo onmisbaar als kunst is voor een stad of het alfabet voor de taal. Gerrit Neven nodigt met dit boek zijn lezers uit om - evenals Barth - de omgang met de geloofswoorden als een speels avontuur te beoefenen. Zo wordt Barth productief voor een nieuwe generatie theologen. // Recensie(s) :Een inleiding tot het gedachtegoed van de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968). De eerste woorden van de rubriek 'Ter inleiding' in dit boek luiden aldus: 'Karl Barth is degene in wie de theologie van de twintigste eeuw exemplarisch gestalte kreeg. Wie zijn werk niet of onvoldoende leest, blijft een analfabeet op het terrein van de theologie.' De slotwoorden zijn: 'Barth is een klassiek theoloog. Hij is klassiek omdat hij weet van het kleine verschil tussen deze wereld en de wereld die komt. [...] Vanwege dit kleine verschil, ingeschreven in al zijn teksten, is Barth de theoloog van de twintigste eeuw geworden.' Ook al deelt men deze hooggespannen adoratie niet, toch is deze studie de moeite waard. Neven heeft zich al sinds de jaren zeventig met Barth beziggehouden. De kritiek op Barth van Moltmann, Pannenberg, Paul Tillich en Kuitert wordt behandeld. Niet altijd op overtuigende wijze. Vooral Noordmans wordt met ere genoemd. Als inleiding op het denken van Barth is dit boek van betekenis, vooral ook omdat Neven de kritiek op Barth niet verzwijgt.