George en zijn broer Kelly zijn beiden homoseksueel, en in de wilde jaren tachtig gaan ze zich in Londen te buiten aan seksuele uitspattingen. Vooral George, de verteller van het verhaal, houdt er een uitbundige hedonistische manier van leven op na, vol pervers seksueel genot, een feest der zinnen. Tot Kelly en Georges beste vriend Matt aids oplopen en het is in één keer gedaan met het plezier. Volstrekte wanhoop wordt nu de drijfveer van Georges handelen of niet-handelen, want hij verzinkt in apathie. De dood wordt het middelpunt van zijn leven, vooral de dood van Matt, de lachende, stralende, dartelende, dansende jongen. De beschrijving van de reis naar Venetië met een inmiddels blinde Matt is even gruwelijk als indrukwekkend, zijn begrafenis ademstokkend.