Woede is een wervelende mix van humoristische, bittere en poëtische herinneringen aan een jeugd in een groot gezin waarin alles lijkt te botsen: de verloren koloniale glorie, de joodse wortels en verborgen armoede. In de roerige huishouding worden menigsverschillen en ruzies luidkeels uitgevochten. Zus en Koekoeksjong bewaken hun territorium, ten koste van hoofdpersoon Pinkie, en in de labyrintische onderwereld van bergruimtes maakt de bende van Boksbroer en zijn vrienden de dienst uit. De roman speelt zich af in jaren vijftig, in de buurt rond de Amsterdamse Kolenkit: een explosieve cocktail van koloniaal-Indische repatrianten, Joodse Holocaustoverlevenden en leden van de diverse kerkgemeenschappen die in het naoorlogse Nederland nog strikt gescheiden opereerden.