Op zijn wereldreis van een jaar besluit Conor Grennan drie maanden vrijwilliger te worden in een weeshuis in het door oorlogen verscheurde Nepal. Wat hij daar ziet en meemaakt, verandert zijn leven. Hij komt er tot zijn grote schrik achter dat de 'wezen' voor wie hij zorgt in de meeste gevallen helemaal geen wees zijn, maar door kinderhandelaren onder valse voorwendselen voor veel geld van hun ouders zijn 'overgenomen', zogenaamd om ze in de grote stad Kathmandu een beter leven te geven. Wie in het weeshuis terechtkomt, heeft eigenlijk nog geluk gehad, maar waar hun ouders zijn of waar ze vandaan komen, weten de kinderen vaak niet.
Conor onderneemt het schier onmogelijke: de kinderen herenigen met hun ouders. Wekenlang reist hij door de onherbergzame Himalaya op zoek naar aanknopingspunten, met handen en voeten gesprekken voerend en foto's van de kinderen tonend. Op pakkende en goudeerlijke wijze vertelt hij hoe het voelt als hij zich plotseling realiseert dat hij niet alleen zijn eigen leven heeft veranderd, maar ook de levens van anderen.