Een inmiddels "klassiek" geworden roman met een duidelijk streekkarakter nl. dat van het gebied tussen Lek en Hollandse IJssel, maar tegelijkertijd steekt het daar ver bovenuit door de problematiek van de Einzelganger. Gieljan Beijen wiens opvattingen over allerlei maatschappelijke en persoonlijke zaken niet beantwoorden aan de gewoonten van de streek. Gieljan Beijen, die van ingeland opklimt tot waarnemend dijkgraaf, heeft het niet gemakkelijk. Hij moet het opnemen tegen zijn moeder die een huwelijk voor hem verkiest binnen de wetten van stand en fatsoen, tegen het water en tegen de door het water bedreigde boeren. Tenslotte heeft hij ook zijn persoonlijke strijd uit te vechten in zijn verhouding met God. Een roman waarin tevens een goed beeld gegeven wordt van een calvinistische boerengemeenschap waaraan de hoofdpersoon zich min of meer ontworstelt. Kleine druk.