Gus en zijn vriend Pepe werken in de bouw. Ze spoelen een dag hard labeur door in de dorpskroeg. Op de televisie speelt Calypso, de mythische film waarin de verbluffende Georgia Gould de pannen van het dak speelt. Georgia Goud is Zwitsers en heet eigenlijk Georgette Schwitzgebel, vertelt Gus aan Pepe. Veertig jaar geleden waren Gus en Georgette dolverliefd op elkaar. Dan verneemt Gus dat Georgia terug in het land is. Ze is opgenomen in de chique en uiterst discrete ontwenningskliniek Edelweiss die door dokter Beat Niederhauser wordt gerund. Als Gus haar opzoekt, raakt hij overtuigd dat zijn jeugdliefde onder de knoet wordt gehouden door de ‘witteboordencrimineel’. Beat is niet alleen haar dokter en mentor, maar beheert bovendien ook Georgia’s persoonlijke fortuin. Een fortuin waar ze door haar eigen ‘stommiteiten’ niet meer aan kan. Georgia wil terug naar New York maar heeft geen rooie duit. Ze stelt Gus voor haar te kidnappen en losgeld te vragen...