Augustus 1943. De Tiense bakker Theo meldt zich aan voor de Duitse arbeidsinzet. Hij vertrekt naar de Erla-fabriek in Leipzig, waar hij SS-officier Hans Bachmann ontmoet, die kort daarop wordt gepromoveerd naar het concentratiekamp Mauthausen. Hans deserteert en neemt op zijn vlucht joodse gevangenen mee. Een Rabbi schenkt hem een koffertje met zeep. Zeep die gelukkig maakt. Hans keert terug naar Leipzig en, samen met Theo, gaan ze als verstekelingen aan boord van een lege goederentrein. In het Nederlandse Hooghalen, waar de laatste Joden uit een strafkamp worden opgehaald voor Auschwitz, zal Hans de reis niet overleven.

Onderweg naar het bevrijde Nijmegen, pikt de Amerikaanse sergeant Eddy Clarence een haveloze Theo van de weg. Samen nemen ze het konvooi naar Tienen. De passionele liefde van de G.I. voor de zestienjarige Lydia wordt brutaal de kop ingedrukt bij het losbarsten van het Duitse Ardennenoffensief.

Maart 1961. Na een benefietconcert van Elvis Presley in Honolulu, raken Clarence en een vijftienjarige Vlaamse jongen met elkaar aan de praat.