Ik word in 1965 via een Utrechtse psychiater geplaatst in het internaat Zandwijk vanwege een desastreuze schoolcarrière, maar ook een despotische vader. Daar word ik door de andere pupillen bestolen, bedreigd en getreiterd zonder dat er van hogerhand wordt ingegrepen. Er is een rel met een gewelddadige groepsleider, waardoor ik besluit te ‘genezen’ door goede schoolresultaten te behalen. Dat doe ik op de IVO, zodat ik weer naar het ouderlijk huis ga. Ik kom op de HAVO en daarna op de HBS. Daar word ik spreekbuis van de scholierenprotestbeweging. Het is hippietijd en ik kom tot de conclusie dat de maatschappij veranderen moet.