Beschrijft de belevenissen en ontberingen van een veldgeoloog bij de olie-exploratie in Borneo en Cambodja in 1959-1961.

Iedereen gebruikt aardolie: benzine voor de auto, gas om te koken en voor verwarming, zonder zich te realiseren wie de aardolie in de aardkorst heeft gevonden. Aan het aardoppervlak is niets te zien. Wie kan er in de bodem kijken en daar de aardolie ontdekken? Dat is de geoloog. De eenzame speurder die met zijn geologische kennis en met behulp van zijn hamer en kompas, ploeterend en sjouwend de wereld afzoekt naar het vloeibare goud. Om dit zware leven aan de wereld te laten zien, beschrijft de auteur in dit boek het uitputtende, soms romantische bestaan van de geoloog op zoek naar aardolie, gedurende de jaren 1959-1961 in Borneo en Cambodja. Grote ontberingen in de moerassen en oerwouden, de hitte, de honger en dorst, de slopende vermoeidheid en ziekten, maar ook de gevaren van krokodillen, parasieten en gewapende rebellen zijn zijn deel. Hij beleeft de spannendste avonturen op zijn reizen per kano, jeep, olifant en te voet. Soms toont de jungle zich vol romantiek met dans en gezang en de warmte van de schoonste vrouwen, als Eva, nog in hun natuurlijke staat. Een ervaren geoloog zei eens na een zware dagreis: Als mijn moeder dat zag, deze ellende, dan⠦⠦..