Het dagboek van mijn vader, de veldprediker ds. J.G. Knottnerus, is opgetekend in de periode van augustus 1939 tot in mei 1940 (mobilisatie en oorlogsdagen). Hij was het hoofd van de geestelijke verzorging, deel uitmakend van het tiende regiment infanterie, gelegerd in Veenendaal en omgeving. Het veldpredikerschap van mijn vader is ontstaan in het verloop van de jaren dertig van de vorige eeuw, toen enige malen grootscheepse manoeuvres werden gehouden in de grensstreek van de Achterhoek rond de plaatsen Aalten, Terborg en Varsseveld (1929, 1931 en volgende jaren). Mijn ouders en wij, de kinderen, maakten van ons huis, een grote stijlvolle pastorie met vele kamers, een open hof voor te huisvesten militairen. Het naast de pastorie gelegen verenigingsgebouw werd omgedoopt tot kantine en militair tehuis. Verscheidene vrijwilligers uit de gemeente boden zich spontaan aan om het militair verblijf van de manschappen makkelijker en leuker te doen zijn. Ook met veel genoegen denk is terug aan de gezellige uren vol van 'sterke en grappige verhalen' rond de haard in de pastorie, onder andere met de veldpredikers Bootsma en Groenewegen; laatstgenoemde wordt nogal eens genoemd in het dagboek.