Papa en mama hadden me nog gewaarschuwd.
Ga niet de straat op, Pol, zie mama.
Daarbuiten, zei papa, ben je op jezelf aangewezen. Niemand past op je als je het zelf niet doet. Mensen zijn wolven. Ze verscheuren je levend. Met hun hoektanden, haang!
Zo is het, zei mama. Dus: praat nooit met vreemden.Pak geen snoep aan. Ga nergens naar binnen. Als je niet wilt eindigen zoals je broertje Pim. Als je het toch doet, denk dan maar niet dat we je komen redden, zei papa.
Pol logeert bij opa. Maar opa is niet spraakzaam meer sinds oma is gestorven. Daarom gaat Pol op straat kijken of daar wat te beleven is. Voor hij het weet, is hij in het Rariteitenkabinet beland. De Vrouw met Vijf Borsten, de Menseneter en de Zeemeermin zijn blij hem te zien. Maar Pol is alleen op zoek naar zijn broertje Pim, die lang geleden zomaar is verdwenen, Zit Pim hier opgesloten? Of heeft de Menseneter hem te pakken gekregen?
Naar aanleiding van twintig schilderijen van Lucebert, schreef Lydia Rood een griezelboek voor kinderen tussen acht en twaalt jaar oud. Het is haar eerste griezelboek, en , zo zegt ze zelf, ‘wat is er enger dan mensen?’