In dit boek worden de worden de verschrikkelijke gebeurtenissen beschreven van de watersnoodramp van 1855. Veenendaal, maar ook veel andere plaatsen werden toen getroffen door een dijkdoorbraak. In de winter van 1855 waren er grote massa's sneeuw gevallen, die overal hoog opgetast lagen. De invallende dooi veroorzaakte daaorm veel water. Het water wies onrustbarend. Er kwamen beangstigende berichten binnen en watermassa's stroomden weldra Nederland binnen. Het werd ronduit griezelig. Valkenburg beschrijft hoe de noodkade tussen Wageningen en Rhenen doorbrak. Er ontstond een gat van meer dan honderd meter breed. Het water walste via Achterberg de Gelderse Vallei binnen. Vóór het aanstormende water uit galoppeerde een ruiter op zijn paard, als renbode, richting Veenendaal. 'Opschieten, mannen, maak voort en vlucht, het water komt!'
Het alarmerende bericht van de waterbode miste zijn uitwerking niet. Midden in de nacht kwam heel Veenendaal in rep en roer. In de nacht van 5 op 6 maart gutste het water Gelders- en Stichts Veenendaal binnen.
Valkenburg beschrijft ook de situaties in Renswoude, Scherpenzeel, Barneveld, Ede, Bennekom, Wageningen, Rhenen, Achterberg, Elst en Amerongen.
In hoofdstuk 11 beschrijft de auteur het drama te Dreumel en de gruwelijke situatie te Lith.