Corpus Iuris Civilis
Sedert de late Middeleeuwen, heeft na de Bijbel, geen boek zoveel vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving als het CORPUS IURIS CIVILIS. Honderden jaren heeft de wetgeving van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565) een allesoverheersende invloed gehad op het Europese recht in de breedste zin van het woord: op de rechtspraak, op de vorming van bestuursnormen en op de structuur van de civielrechtelijke wetgevingen die in de 18e en 19e eeuw tot stand kwamen. Op 29 december 534 kreeg de herziene versie van de CODEX JUSTINIANUS, die in 529 als eerste onderdeel van de Justiniaanse wetgeving was gepubliceerd, kracht van wet. De totstandkoming van de Institutiones en de Digesta in 533, alsmede het grote aantal rechtshervormende verordeningen van Justinianus tussen 529 en 534, had een ingrijpende herziening van de oude Codex noodzakelijk gemaakt. Zoals de Institutiones en de Digesta bloemlezingen zijn van fragmenten uit het oeuvre van rechtsgeleerden uit de klassieke periode van de Romeinse rechtswetenschap, zo bestaat de Codex Justinianus uit een selectie van verordeningen uit de periode van Hadrianus tot die van Justinianus. In versneden vorm kregen duizenden constitutiones een plaats in het nieuwe wetboek dat vooral gericht was op de rechtspraktijk en op een doelmatiger verloop van de processen. Door het aanbrengen van redactionele aanpassingen in de oude teksten en door het combineren van fragmenten uit oorspronkelijk zelfstandige verordeningen, kwam een aan de eisen van de tijd beantwoordend wetboek tot stand. Tevens vormde het een spiegel van vier eeuwen keizerlijke rechtsontwikkeling. In 554 werd de Codex Justinianus tegelijk met de beide andere wetboeken in Italië ingevoerd. Anders dan de Digesta, die in vergetelheid raakten, is de Codex in gereduceerde vorm in omloop gebleven. Vanaf het einde van de 11e eeuw heeft de Codex Justinianus, tezamen met de andere wetboeken, de grondslag gelegd voor de receptie van het Romeinse recht en de rechtsvorming in Europa. In een vele jaren omspannende onderneming is het Corpus iuris civilis in het Nederlands vertaald en uitgegeven in een kolommeneditie, waarin de Latijnse en de Nederlandse tekst naast elkaar zijn gezet. Ook dit zevende deel richt zich tot juristen, historici, classici, theologen en allen die zich betrokken voelen bij de antieke grondslagen van ons recht en onze samenleving. Het beoogt een dieper begrip te kweken voor de groeiende unificatie van het recht in Europa door zicht te bieden op de rechtseenheid in het recente verleden, zoals deze bestond op grond van het Romeinse recht. Ten slotte is het bedoeld als een barrière tegen het geleidelijk verbleken van het besef van de betekenis van de Justiniaanse codificatie als fundament onder de rechtscultuur in vrijwel alle landen in het Avondland.
Sedert de late Middeleeuwen, heeft na de Bijbel, geen boek zoveel vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving als het 'Corpus Iuris Civilis'. Honderden jaren heeft de wetgeving van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565) een allesoverheersende invloed gehad op het Europese recht in de breedste zin van het woord: op de rechtspraak, op de vorming van bestuursnormen en op de structuur van de civielrechtelijke wetgevingen die in de 18e en 19e eeuw tot stand kwamen.
Op 29 december 534 kreeg de 'Codex Justinianus', als derde onderdeel van de Justiniaanse codificatie, kracht van wet. Zoals de Institutiones en de Digesta bloemlezingen zijn van fragmenten uit het oeuvre van rechtsgeleerden uit de klassieke periode van de Romeinse rechtswetenschap, zo bestaat de Codex Justinianus uit een selectie van verordeningen uit de periode van Hadrianus tot die van Justinianus. In versneden vorm kregen duizenden verordeningen een plaats in het nieuwe wetboek dat vooral gericht was op de rechtspraktijk en op een doelmatiger verloop van de processen.
Door het aanbrengen van redactionele aanpassingen in de oude teksten en door het combineren van fragmenten uit oorspronkelijk zelfstandige verordeningen, kwam een aan de eisen van de tijd beantwoordend wetboek tot stand. Vanaf het einde van de elfde eeuw heeft de 'Codex Justinianus', tezamen met de andere wetboeken, de grondslag gelegd voor de receptie van het Romeinse recht en de rechtsvorming in Europa.
Sedert de late Middeleeuwen, heeft na de Bijbel, geen boek zoveel vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving als het 'Corpus Iuris Civilis'. Honderden jaren heeft de wetgeving van de Oost-Romeinse keizer Justinianus (527-565) een allesoverheersende invloed gehad op het Europese recht in de breedste zin van het woord: op de rechtspraak, op de vorming van bestuursnormen en op de structuur van de civielrechtelijke wetgevingen die in de 18e en 19e eeuw tot stand kwamen.
Op 29 december 534 kreeg de 'Codex Justinianus', als derde onderdeel van de Justiniaanse codificatie, kracht van wet. Zoals de Institutiones en de Digesta bloemlezingen zijn van fragmenten uit het oeuvre van rechtsgeleerden uit de klassieke periode van de Romeinse rechtswetenschap, zo bestaat de Codex Justinianus uit een selectie van verordeningen uit de periode van Hadrianus tot die van Justinianus. In versneden vorm kregen duizenden verordeningen een plaats in het nieuwe wetboek dat vooral gericht was op de rechtspraktijk en op een doelmatiger verloop van de processen.
Door het aanbrengen van redactionele aanpassingen in de oude teksten en door het combineren van fragmenten uit oorspronkelijk zelfstandige verordeningen, kwam een aan de eisen van de tijd beantwoordend wetboek tot stand. Vanaf het einde van de elfde eeuw heeft de 'Codex Justinianus', tezamen met de andere wetboeken, de grondslag gelegd voor de receptie van het Romeinse recht en de rechtsvorming in Europa.
Auteur | | J.E. Spruit |
Taal | | Nederlands |
Type | | Paperback |
Categorie | | Taal |