'Laat de vreemdeling die zich bij jullie ophoudt voor jullie gelijk zijn aan een van jullie ingezetenen, houd van hem alsof je het zelf was, want jullie bent zelf vreemdeling in het land van Egypte geweest.' (Leviticus 19:34) De bovenstaande zin is niet afkomstig uit de Grondwet of de Universele Verklaring van de rechten van de mens maar stamt uit het derde boek van het Oude Testament. Hierin krijgen de Israëlieten een eerste wet over hoe om te gaan met vreemdelingen. Enkele duizenden jaren later is deze opdracht nog steeds actueel. In Nederland wordt in alle regionen van de samenleving geworsteld met de vraag hoe aan deze opdracht inhoud moet worden gegeven. De discussies die hieromtrent heersen zijn veelomvattend en stellen ook juristen voor vele vragen. Dit is volgens de reactie van Ars Aequi genoeg reden voor een Bijzonder nummer over het vreemdelingenrecht in Nederland. Met het voorliggende Bijzonder nummer willen wij de lezer laten kennismaken met de juridische achtergrond van en