Het zo belangrijke gnostische evangelie Pistis Sophia is weliswaar ongeschonden tot ons gekomen, maar voor de lezer van deze tijd gesluierd geschreven. Het commentaar van Jan van Rijckenborgh maakt het echter weer toegankelijk. Het gnostische geschrift Pistis Sophia wordt toegeschreven aan de gnosticus Valentinus en is ca. 150 n.Chr. ontstaan. Het werd in de 2e helft van de 18e eeuw ontdekt in het British Museum in Londen aar het zich nog bevindt onder de naam Codex Askewianus; het bevat zes boeken. De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia bevat het eerste boek van de Pistis Sophia met uitvoerige beschouwingen over de gnostieke bevrijdingsweg door Jan van Rijckenborgh. De Pistis Sophia is de ziel die, gelovend (Pistis), tot aan de grenzen van haar aardse mogelijkheden gekomen is, en die er naar verlangt het mysterie van voorbij deze grens te ervaren, en die, gesterkt door de kracht van de wijsheid (Sophia) alle hindernissen die de aardse wereld opwerpt bij het oversteken van deze grens, overwint. Jezus is daarbij de belichaming van de Sophia, de goddelijke wijsheid, die de ziel op deze weg der bevrijding voorgaat en haar de mogelijkheid tot navolging schenkt. Verwijzing: een complete, onbecommentarieerde uitgave van de Pistis Sophia onder de titel: Het evangelie van de Pistis Sophia, is eveneens verkrijgbaar bij de Rozekruis Pers