Ik geloof, wanneer men zich eenmaal heeft voorgenomen een landschapschilder te worden, men zoveel mogelijk leven moet onder den blooten hemel, eten drinken, lezen en slapen onder de boomen en in het gras, schreef de jonge kunstenaar Gerard Bilders in 1861. Deze uitspraak zou het motto kunnen zijn van de tentoonstelling Langs velden en wegen - De verbeelding van het landschap in de 18de en 19de eeuw. Daarin zijn de meest fraaie en karakteristieke voorbeelden vertegenwoordigd van geschilderde, getekende en geaquarelleerde landschappen door Hollandse kunstenaars uit de twee vorige eeuwen. Ze zijn gekozen uit de collecties van tal van musea en particulieren uit binnen- en buitenland. Wat de kunstenaars verbindt, is een intense liefde voor de natuur, een liefde die niet onderdeed voor die van hun voorgangers uit de Hollandse Gouden Eeuw. Aan hen was in 1987-'88 de overzichtstentoonstelling Onze meesters van het landschap in het Rijksmuseum gewijd. Nu, tien jaar later, komen de volgende gene