Van tresorier tot thesaurier-generaal
In 1387 werd voor het eerst het woord 'tresorier' gebruikt als aanduiding voor de centrale financiële ambtenaar in Den Haag. Zes eeuwen lang heeft deze topambtenaar kans gezien in de politieke luwte beleid te helpen vormen, dat in de Republiek door raadpensionarissen en in onze tijd door ministers met gevaar voor hun (politieke) leven naar buiten werd gedragen. Natuurlijk valt de schatkistbewaarder uit de 14e eeuw nauwelijks te vergelijken met zijn ambtgenoot de thesaurier-generaal anno 1996. Toen waren de overheidskas en de huishoudkas van de graaf één en hetzelfde geldmandje, dat al door de Romeinen met fiscus werd aangeduid. Onder de Bourgondiërs en Habsburgers werd het overheidsapparaat geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd en kwam er een tresorier-generaal, die, zoals het een generaal betaamt, boven de tresorier van de beden en de tresorier van de domeinen stond. Of de middeleeuwse 'beden' en de 'generale petitie' van de Republiek der Verenigde Nederlanden beschouwd kunnen worden als de voorlopers van onze miljoenennota is nog maar de vraag, het was in elk geval wel de thesaurier die de generale petitie opstelde. Onder koning Willem I was er geen ruimte voor een thesaurier; een 'generale thesaurie' was voldoende. Na Thorbecke veranderde de situatie, maar pas in 1909 mat de toenmalige administrateur van de generale thesaurie, Ant van Gijn, zich de titel thesaurier-generaal weer aan. Van tresorier tot thesaurier-generaal is een eerste poging tot beschrijving van dit onderbelichte, oude beroep. Het bevat ruim 100 illustraties en is geschreven door een groep deskundigen.
Auteur | | |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | | Geschiedenis |