De periode na de Eerste Wereldoorlog was een explosieve tijd van verdere exploratie. Uitvindingen als de raket met vloeibare stuwstof en de helikopter maakten het mogelijk het luchtruim nader in kaart te brengen. Ten aanzien van communicatie ging men via de televisie verder op de weg die vóór 1914 met de radio was ingeslagen. Ook de fabricage van auto's bleef zich ontwikkelen. Voorspelde natuurkundige revoluties werden door theorieën en ontdekkingen bewaarheid. De grootste stimulans voor het doen van uitvindingen was de dreiging en komst van een nieuwe oorlog. Dit manifesteerde zich op veel gebieden, en uitvindignen en innovaties voor het leven van alledag werden voor de oorlog gebruikt, en vice versa. Ook vanuit wetenschappelijke disciplines werden er voor oorlogsdoeleinden inspanningen verricht. Zo vond men een rekenmachine uit waarmee codes van de vijand gekraakt konden worden. Berucht was het Manhattan Project, waarbij een internationaal geallieerd collectief van duizenden geleerden samenwerkte aan de ontwikkeling van de atoombom. De uitvinding van medicatie als penicilline en cortison en de ontdekking van het tyfusvaccin vormden een van de zeldzame positieve kanten van de oorlog.