Mascha Stom begon als twaalfjarige een professionele danscarrière bij Darja Collin en Iril Gadescov. Op dat moment stond de danskunst in Nederland nog in de kinderschoenen en werd Stom onmiddellijk herkend als een opmerkelijk talent. Ze was één van de eerste Nederlandse ballerina's van de vorige eeuw en in ieder geval de jongste. Tot op hoge leeftijd is zij met dans doorgegaan. Waar haalt ze de kracht vandaan, is het thema van dit boek. Met Stom als centrum van de opkomst van de Nederlandse danskunst wordt het unieke dansverleden geschetst. Max Dooijes, Ine Rietstap, Toer van Schayk, Marino Westra en Jane Lord, die met Mascha Stom hebben gedanst, gewerkt of haar hebben geobserveerd, krijgen het woord. Rudi van Dantzig schreef de introductie. Andere bronnen, waaronder recensies, ondersteunen de geschiedenis met de beelden van toen. Haar actieve dansleven in Canada wordt eveneens naar voren gehaald. Na een verblijf van veertig jaar in Canada keerde Stom tien jaar geleden terug naar Nederland en was haar Nederlandse dansverleden min of meer weggevaagd. Door haar een soort spiegel voor te houden wordt het persoonlijke verleden en haar danscarrière uit de vergetelheid gehaald. Het spanningsveld van echtgenote, van moeder en van danseres zijn, heeft haar levenswandel bepaald.