Eliza leeft met haar vader Tom, die visser is, in een klein dorpje aan zee. Steeds als haar vader uitvaart, vraagt hij wat hij voor haar moet meebrengen: zalm of sardientjes, bot of kablejauw. En steevast is haar antwoord: 'Kun je een zeemeermin voor me vangen?' Als Eliza op een dag haar vader staat op te wachten, ziet ze een meisje aan de rand van het water spelen. Algauw worden de meisjes hartsvriendinnen, maar Eliza vindt dat er iets vreemds is met Freya. Zeker als ze een spiegeltje kwijtraakt en zich helemaal in zichzelf terugtrekt. Het hele dorp raakt in rep en roer, want het weer is vreselijk en geen van de visserse weet ook maar iets te vangen. Tot Eliza zich realiseert dat Freya een zeemeermin is, die heimwee heeft naar het leven in de zee.