1920, Salemi, een dorpje in het binnenland in de West-Siciliaanse provincie Trapani. Onder de boeren en herders, die in diepe ellende leven, heerst onvrede omdat de rijken zich over hun rug blijven verrijken. De wanhoop is zo groot, dat een aantal van hen een toevlucht zoekt in de misdaad. Maar dan treedt prins Ferdinando Licata - bijgenaamd U Patri ('de Vader') - op de voorgrond en neemt het voor hen op. Voor de boeren is het een hart onder de riem dat deze gerespecteerde en genereuze grootgrondbezitter hen wil beschermen. In die jaren die volgen, steekt het fascisme zijn kop op; Salemi gaat, net als de rest van Sicilië, gebukt onder terreur en geweld.

Net als veel andere Sicilianen ziet de prins uiteindelijk geen andere uitweg dan Amerika, het laatste toevluchtsoord voor de tallozen die hopen op een betere toekomst. En terwijl de swingende jazzmuziek de op handen zijnde oorlog tegen nazi-Duitsland tevergeefs probeert te overstemmen, ondekt prins Licata de macht van een organisatie die bestemd is om te heersen over alle handel in en buiten de Verenigde Staten.

De naam van deze organisatie is Cosa Nostra: een geheim genootschap dat zo machtig is dat het politici wetten kan opleggen en zelfs in staat is de landing van de geallieerden op Sicilië te beïnvloeden op het hoogtepunt van de Tweede Wereldoorlog.