Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest - 2 delen
Historie en kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest is samengesteld ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Amsterdamse Concertgebouw, op 11 april 1988, en het Concertgebouworkest, op 3 november 1988, en bevat een geïllustreerde geschiedschrijving van honderd jaar muziekleven in de hoofdstad.
Na de oprichting van beide, toen nog in een w verenigde, instellingen ontwikkelde Amsterdam zich snel tot een brandpunt van het muziekleven in Europa, dat de grootste namen uit de muziekwereld tot zich trok. Het tijdvak van honderd jaar is ingedeeld in perioden, die in grote lijnen overeenkomen met de perioden van de achtereenvolgende vaste dirigenten van het Concertgebouworkest: Willem Kes (1888-1895), Willem Mengelberg (1895-1945), Eduard van Beinum (1945-1959) en Bernard Haitink (19611988). Het eerste deel bevat de geschiedenis tot en met 1945, voorafgegaan door een overzicht van hetgeen aan de oprichting van Gebouw en Orkest direct voorafging. Het tweede deel beschrijft de periode van 1945 tot en met het jubileumseizoen 1987/1988. In totaal acht auteurs geven hun visie op de verschillende perioden. Deel I opent met de geschiedschrijving van de periode-Willem Kes en de voorafgaande jaren vanaf 1881 door Johan Giskes. De musicoloog drs. Leo Samama beschrijft de eerste vijfentwintig jaar onder Mengelbergs leiding. Prof. dr. Marius Flothuis, lange tijd artistiek leider van het Concertgebouworkest, beschrijft de jaren tussen 1920 en 1940.
Deel I wordt besloten met een verslag van de oorlogsjaren 1940-45 van de hand van de historica drs. Pauline Micheels. Het relaas over de muzikale ontwikkelingen wordt twee maal onderbroken door een Intermezzo van de hand van de kunsthistorica drs. Lydia Lansink, die gedetailleerd ingaat op de geschiedenis van de bouw van het Concertgebouw en van zijn bouwmeester A. L. van Gendt. In Deel II beschrijft prof. dr. Helene Nolthenius het herstel van de wonden die de Tweede Wereldoorlog in de Amsterdamse samenleving heeft geslagen; hiermee parallel ging een opbloei in het muziekleven. De gevolgen van de oorlog lieten zich evenwel nog voelen in de affaire-Van Kempen in 1951, die grote consequenties had voor Gebouw en Orkest. Aan de persoon van Eduard van Beinum wordt uitvoerig aandacht besteed. Drs. Truus de Leur geeft een overzicht van de periode 1959-1974, met de aanstelling van de jonge Bernard Haitink, de periode-Heuwekemeijer en de Notenkraker-kwestie. Als rode draad fungeren de bemoeienissen van de belangenvereniging van de orkestleden, de Vereniging 'Het Concertgebouworchest'. Het Concertgebouw N.V. zag zich in deze periode geconfronteerd met problemen rondom het orge! in de Grote Zaal. In de periode 1975-1988, beschreven door Luc van Hasselt komt het vertrek van Bernard Haitink ter sprake, voorts de invloed die het orkest onderging van de dirigenten Kirill Kondrasjin, Nikolaus Harnoncourt, Antal Dorati en Eugen Jochum. De in aantal en verscheidenheid steeds toenemende series van Het Concertgebouw N.V. blijven niet onvermeld. In de twee hoofdstukken die Lydia Lansink aan de bouwgeschiedenis van het Concertgebouw wijdt, komt de renovatie en de sponsor-actie, die dit mogelijk maakte, aan de orde. De hoofdstukken betreffende de muzikale historie gaan in beide delen vergezeld van een kroniek van de belangrijkste data van onder meer eerste uitvoeringen van composities, optredens van componisten, dirigenten en solisten. Deze kroniek werd samengesteld door Nico Steffen, op wiens voorbeeldige collectie betreffende Gebouw en Orkest herhaaldelijk een beroep is gedaan voor deze publicaties. De kroniek van de jaren 1881-88 werd samengesteld door Johan Giskes. Deel II bevat voorts een zevental bijlagen met overzichten van de dirigenten, eerste concertmeesters en eerste solo-violoncellisten van het Concertgebouworkest, orkestleden, componisten die met het orkest optraden, composities opgedragen aan Het Concertgebouw N.V., het Concertgebouworkest, chefdirigenten of andere functionarissen, de concerten van het orkest in Nederland en in het buitenland, en van de bestuursleden van beide instellingen; het wordt besloten met een namenregister dat beide delen ontsluit.
Na de oprichting van beide, toen nog in een w verenigde, instellingen ontwikkelde Amsterdam zich snel tot een brandpunt van het muziekleven in Europa, dat de grootste namen uit de muziekwereld tot zich trok. Het tijdvak van honderd jaar is ingedeeld in perioden, die in grote lijnen overeenkomen met de perioden van de achtereenvolgende vaste dirigenten van het Concertgebouworkest: Willem Kes (1888-1895), Willem Mengelberg (1895-1945), Eduard van Beinum (1945-1959) en Bernard Haitink (19611988). Het eerste deel bevat de geschiedenis tot en met 1945, voorafgegaan door een overzicht van hetgeen aan de oprichting van Gebouw en Orkest direct voorafging. Het tweede deel beschrijft de periode van 1945 tot en met het jubileumseizoen 1987/1988. In totaal acht auteurs geven hun visie op de verschillende perioden. Deel I opent met de geschiedschrijving van de periode-Willem Kes en de voorafgaande jaren vanaf 1881 door Johan Giskes. De musicoloog drs. Leo Samama beschrijft de eerste vijfentwintig jaar onder Mengelbergs leiding. Prof. dr. Marius Flothuis, lange tijd artistiek leider van het Concertgebouworkest, beschrijft de jaren tussen 1920 en 1940.
Deel I wordt besloten met een verslag van de oorlogsjaren 1940-45 van de hand van de historica drs. Pauline Micheels. Het relaas over de muzikale ontwikkelingen wordt twee maal onderbroken door een Intermezzo van de hand van de kunsthistorica drs. Lydia Lansink, die gedetailleerd ingaat op de geschiedenis van de bouw van het Concertgebouw en van zijn bouwmeester A. L. van Gendt. In Deel II beschrijft prof. dr. Helene Nolthenius het herstel van de wonden die de Tweede Wereldoorlog in de Amsterdamse samenleving heeft geslagen; hiermee parallel ging een opbloei in het muziekleven. De gevolgen van de oorlog lieten zich evenwel nog voelen in de affaire-Van Kempen in 1951, die grote consequenties had voor Gebouw en Orkest. Aan de persoon van Eduard van Beinum wordt uitvoerig aandacht besteed. Drs. Truus de Leur geeft een overzicht van de periode 1959-1974, met de aanstelling van de jonge Bernard Haitink, de periode-Heuwekemeijer en de Notenkraker-kwestie. Als rode draad fungeren de bemoeienissen van de belangenvereniging van de orkestleden, de Vereniging 'Het Concertgebouworchest'. Het Concertgebouw N.V. zag zich in deze periode geconfronteerd met problemen rondom het orge! in de Grote Zaal. In de periode 1975-1988, beschreven door Luc van Hasselt komt het vertrek van Bernard Haitink ter sprake, voorts de invloed die het orkest onderging van de dirigenten Kirill Kondrasjin, Nikolaus Harnoncourt, Antal Dorati en Eugen Jochum. De in aantal en verscheidenheid steeds toenemende series van Het Concertgebouw N.V. blijven niet onvermeld. In de twee hoofdstukken die Lydia Lansink aan de bouwgeschiedenis van het Concertgebouw wijdt, komt de renovatie en de sponsor-actie, die dit mogelijk maakte, aan de orde. De hoofdstukken betreffende de muzikale historie gaan in beide delen vergezeld van een kroniek van de belangrijkste data van onder meer eerste uitvoeringen van composities, optredens van componisten, dirigenten en solisten. Deze kroniek werd samengesteld door Nico Steffen, op wiens voorbeeldige collectie betreffende Gebouw en Orkest herhaaldelijk een beroep is gedaan voor deze publicaties. De kroniek van de jaren 1881-88 werd samengesteld door Johan Giskes. Deel II bevat voorts een zevental bijlagen met overzichten van de dirigenten, eerste concertmeesters en eerste solo-violoncellisten van het Concertgebouworkest, orkestleden, componisten die met het orkest optraden, composities opgedragen aan Het Concertgebouw N.V., het Concertgebouworkest, chefdirigenten of andere functionarissen, de concerten van het orkest in Nederland en in het buitenland, en van de bestuursleden van beide instellingen; het wordt besloten met een namenregister dat beide delen ontsluit.
Auteur | | |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | | Kunst & Fotografie |