In slechts enkele duizenden jaren hebben de mensen zich van jagers uit het Stenen Tijdperk ontwikkeld tot de hoogontwikkelde technocraten van tegenwoordig. Dit boek vertelt de geschiedenis van de volkeren uit de Oudheid en laat zien hoe zij de fundamenten legden voor de moderne wereld. Mensen trokken vroeger in stamverband rond en leefden als jager-verzamelaars. Ze woonden in holen en rotsen of in primitieve hutten en trokken van de ene plek naar de andere. Geleidelijk aan gingen sommige jager-verzamelaars over op het verbouwen van gewassen en bleven ze op dezelfde plek wonen tot de oogst rijp was. Hierdoor ontstonden dorpen met een eigen cultuur. Tijdelijke dorpen groeiden uit tot grotere, permanente dorpen en naarmate de rijkdom groeide, ontstonden er steden; de eerste lagen in het Midden-Oosten. Naarmate de steden machtiger werden, ontwikkelden zich staten met een heerser die de macht had over een groot gebied, met alle gevolgen van dien voor de organisatie die steeds complexer werd. Van deze fascinerende ontwikkelingen behandelt dit boek allerlei aspecten, van ambachten en landbouw tot wetgeving en geestelijk leven, en alles wat daartussen ligt.