Vulgari orecchie - purgate orecchie
Voorliggend boek wil de motetproductie van Adriaan Willaert in een historisch juister perspectief plaatsen.
Nog al te vaak wordt er in de hedendaagse muziekwetenschappelijke literatuur van uitgegaan dat Latijnse motetten in een strikt religieus kader gesitueerd dienen te worden. Dit geldt niet in het minst voor het omvangrijke motetoeuvre dat Adriaan Willaert (ca. 1490-1562) gedurende zijn verblijf in Venetiƫ componeerde. Voorliggend boek wil deze opvatting radicaal doorbreken door meer oog te hebben voor de contextuele inbedding van muziek in het algemeen en het motetgenre in het bijzonder. Cruciaal is daarbij de vraag in welke mate sociale factoren - de uitvoeringsgelegenheid en het doelpubliek - en akoestische gegevenheden - de uitvoeringsruimte en de omvang van de groep muzikanten - een impact hebben op de productie, verspreiding en receptie van muziek.
Hiervoor wordt eerst een bredere onderbouwing gezocht via uitspraken in de contemporaine muziektheorie. Een doorgedreven lectuur van deze geschriften toont immers aan dat hierin, naast een uiteenzetting van de meest uiteenlopende compositietechnische aspecten, ook aandacht wordt besteed aan de invloed van hogerop genoemde factoren op het componeren en uitvoeren van muziek. Vooral bij Nicola Vicentino is deze koppeling van extern- en internmuzikale elementen manifest aanwezig, aangezien hij heel duidelijk stelt dat een componist zijn stijl aanpast naargelang hij schrijft voor een kamercontext van 'purgate orecchie' (getrainde oren) of een publieke context van 'vulgari orecchie' (gewone oren).
Deze inzichten worden vervolgens getoetst aan de praktijk van het Venetiaanse muziekleven, waarbij Willaert en diens motetoeuvre centraal staan. De resultaten van het muziektheoretisch en -historisch onderzoek fungeren ten slotte als kader voor het analytische hoofdstuk. Hierin worden een vijftal motetten van Willaert, afkomstig uit verschillende bundels, onder een specifiek gezichtspunt belicht.
Nog al te vaak wordt er in de hedendaagse muziekwetenschappelijke literatuur van uitgegaan dat Latijnse motetten in een strikt religieus kader gesitueerd dienen te worden. Dit geldt niet in het minst voor het omvangrijke motetoeuvre dat Adriaan Willaert (ca. 1490-1562) gedurende zijn verblijf in Venetiƫ componeerde. Voorliggend boek wil deze opvatting radicaal doorbreken door meer oog te hebben voor de contextuele inbedding van muziek in het algemeen en het motetgenre in het bijzonder. Cruciaal is daarbij de vraag in welke mate sociale factoren - de uitvoeringsgelegenheid en het doelpubliek - en akoestische gegevenheden - de uitvoeringsruimte en de omvang van de groep muzikanten - een impact hebben op de productie, verspreiding en receptie van muziek.
Hiervoor wordt eerst een bredere onderbouwing gezocht via uitspraken in de contemporaine muziektheorie. Een doorgedreven lectuur van deze geschriften toont immers aan dat hierin, naast een uiteenzetting van de meest uiteenlopende compositietechnische aspecten, ook aandacht wordt besteed aan de invloed van hogerop genoemde factoren op het componeren en uitvoeren van muziek. Vooral bij Nicola Vicentino is deze koppeling van extern- en internmuzikale elementen manifest aanwezig, aangezien hij heel duidelijk stelt dat een componist zijn stijl aanpast naargelang hij schrijft voor een kamercontext van 'purgate orecchie' (getrainde oren) of een publieke context van 'vulgari orecchie' (gewone oren).
Deze inzichten worden vervolgens getoetst aan de praktijk van het Venetiaanse muziekleven, waarbij Willaert en diens motetoeuvre centraal staan. De resultaten van het muziektheoretisch en -historisch onderzoek fungeren ten slotte als kader voor het analytische hoofdstuk. Hierin worden een vijftal motetten van Willaert, afkomstig uit verschillende bundels, onder een specifiek gezichtspunt belicht.
Auteur | | Katelijne Schiltz |
Taal | | Nederlands |
Type | | Paperback |
Categorie | | Kunst & Fotografie |