Een normale kindertijd heeft het straatmeisje Shannon niet gehad. Ze was nog geen tien toen ze zichzelf al moest zien te redden. Vanaf dat moment bepalen de wetten van de straat haar leven. Drugsgebruik, vechtpartijen en diefstal zijn al snel de gewoonste zaak van de wereld.
Het leven op straat maakt Shannon hard en gewetenloos. Om te overleven is ze tot alles in staat. Ze deinst er zelfs niet voor terug om anderen te vermoorden. Een weg terug lijkt er voor haar niet meer te zijn.
Totdat... ze ontdekt dat Gods genade groter en sterker is dan haar eigen haat. Zo neemt haar ontwrichte leven een radicale wending. Shannon is het levende bewijs dat er voor God geen hopeloze gevallen bestaan.