de vorige eeuw bestonden er nog echte diva's. Op het witte doek was dat Marilyn Monroe; in de opera was er geen grotere ster dan Maria Callas (New York 1923 – Parijs 1977). Deze tweede dochter uit een Grieks immigrantengezin had al jong maar één doel voor ogen: de beste operazangeres van de wereld worden. En daarin slaagde zij, dankzij haar onstuitbare ambitie. In de jaren vijftig was zij de onbetwiste Koningin van de Opera met als bijnaam 'la divina' – de goddelijke. Ze baarde opzien in de operawereld doordat zij zowel belcanto, dramatische als veristische rollen kon zingen en deze wist te combineren met uitzonderlijk goed acteerwerk.
Hoe uitmuntend ze als operakunstenares ook was, bij het grote publiek werd ze vooral bekend door haar snelle afslanking en haar transformatie tot een schoonheid. Wereldwijd schreven de media vooral over haar als de spreekwoordelijk wispelturige primadonna, die om de haverklap optredens annuleerde en schandalen veroorzaakte. Maar hoe was zij werkelijk? En vooral: hoe was zij tijdens haar bezoeken aan de Nederlanden? Aan de hand van recensies, getuigenverslagen en honderden (grotendeels niet eerder gepubliceerde) foto’s beschrijft Karl H. van Zoggel in dit boek uitvoerig het wel en wee dat de operadiva hier te lande teweegbracht.