Onze club gaat nooit verloren
Nederland = verenigingenland. De geschiedenis van het verenigingsleven in Nederland is tot op heden echter nog nauwelijks onderzocht. Rond 1900 kwamen er steeds meer clubs en verenigingen op, vooral om bepaalde doelen na te streven. Je stond immers sterker als er een organisatie achter stond. Gezondheidszorg, armoedebestrijding, woningbouw, vrouwenemancipatie, werkverschaffing, politiek àlles werd via verenigingen geregeld. In de loop der jaren werd de ontspanning belangrijker, maar wel met een idealistisch sausje erover. Dus voetballen, wandelen, zingen of muziek maken onder socialistisch vaandel, katholiek kazuifel of protestantse vlag. Na de Tweede Wereldoorlog volgde opnieuw een enorme bloei van het verenigingsleven. De katholieke geitenfokvereniging werd een standaarduitdrukking voor de verzuilde werkwijze, maar de club bestond ook daadwerkelijk en werd gefotografeerd! Dat verzuilde verenigingsleven bloeide tot de jaren 60. In de jaren 70 ontstonden er weer allerlei nieuwe organisaties en verenigingen, om via aksies van alles voor elkaar te krijgen. Er was niet alleen voor iedere mogelijke doelgroep een eigen club, de verenigingen kenden zelf ook vele facetten, zoals het innen van de contributie, het aanmeten van uniformen, het demonstreren voor betere voorwaarden, het vergaderen over van alles en nog wat, het zingen van de verenigingsliederen, het reizen met de eigen club en het opleiden van de juiste clubleiders.
Auteur | | I. van der Vlis |
Taal | | Nederlands |
Type | | Hardcover |
Categorie | |