"Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was er leven op straat, terwijl in de vele kroegen niet hun manshoge wijnvaten, lange banken en niet stro bestrooide vloeren de drinkers niet niets om handen hun dagen vulden met gokken op het dobbelspel. Buiten was ook vermaak, voor wie de tijd had te blijven staan kijken. Potsenmakers maakten hun duikelingen, Jongleurs vertoonden hun kunsten en minstrelen vertolkten de nieuwste balladen op de muziek, van de draailier, een soort viool. Rondtrekkende troepen toneelspelers voerden zinnespelen op, waarin ze bekende bijbelverhalen verlevendigden niet slapstick-achtige humor en satirische terzijdes. En boven die ononderbroken bedrijvigheid uit gaf het gebeier van de kerkklokken overal in de stad het ritme van het leven aan - want in het eeuwige schemerduister van de smalle straatjes was het verstrijken van de tijd beter te horen dan te zien." ZO WAS HET LEVEN IN DE RIDDERTIJD