De Nijmershof is een paardenfokkerij in de Betuwe, waar de bewoners het moeilijk hebben, omdat vlak over de grens de Eerste Wereldoorlog woedt. Heer en meester op de Nijmershof is Joan van Nijmersdorf, een levenslustige, sterke zestiger.
Vanaf het moment, dat eigenaar Joan van Nijmersdorf ten gevolge van een ongeval geen interesse meer voor paarden weet op te brengen is De Nijmershof het verhaal van diens kinderen: zijn oudste zoon Jodocus, diens broer Diederik en Lydia, de zuster. Wrevel en onbegrip tussen de kinderen onderling zorgen vele verwikkelingen.

Aan Tolhuis ‘Het Zwarte Paard’ kleeft een luchtje. In vroeger eeuwen was het de laatste pleisterplaats van de postkoets voor men de grens over ging, de reizigers werden er gevisiteerd en de paarden verwisseld. Tot omstreeks 1880 was het uitspanning waar ’s zomers de deftigheid uit de stad de kinderpartijen gaf en waar studenten hun joolfuiven hielden. De kleine burgerman had er zijn zondagse uitje en vrijage. Maar met de aanleg van de spoorlijn en van de nieuwe weg langs de rivier kwam het verval. Van lieverlee werd het Tolhuis een verzamelplaats van kleine smokkelaars, die van daaruit de sluippaden naar het buurland begingen. Rond de eeuwwisseling groeit de mooie Mària op in het Tolhuis. Ze trouwt met de ruwe drinker Hein Couré en heeft kinderen met hem. In een moeilijk leven vol strijd met die kinderen en met zichzelf weet ze toch het Tolhuis ‘Het Zwarte Paard’ tot nieuwe bloei te brengen.