Waarom raken we tot tranen toe geroerd wanneer we iemand anders horen zingen? Waarom blijven diva's doorzingen, ook als ze geen stem meer hebben? Ontroeren dode zangers meer dan levende? Waarom hield Richard Strauss zoveel van sopranen? En waarom liet Puccini hen zo erg lijden? En wat is het geheim van Wagner? En waarom moest juist Fritz Wunderlich van de trap vallen? In 'Zang' schrijft Bas Heijne over de raadsels van de menselijke stem. In een persoonlijke en speelse stijl schrijft hij over zijn bezoek aan zijn idool, de oude sopraan Mirella Freni, over het zingen tegen de dood en de vergankelijkheid, over een bejaardenhuis vol operazangers en over het onverbeterlijke operettegevoel. Op originele wijze verkent Heijne de wereld van de gezongen klassieken, hij schrijft verhelderend over de opera's van grote componisten als Puccine, Strauss en Wagner. Maar steeds weer gaat het hem om dat ongrijpbaarste van alles mysteries, de betoverende aantrekkingskracht van de zingende stem.